In ‘Coachen als tweede beroep’ las ik een paar ontnuchterende feiten. Het succes van coaching hangt in beperkte mate af van de coach. Voetjes op de vloer dus. Wat blijkt?
- De 40-60 regel. Ca. 40% van het resultaat van coaching/therapie wordt bepaald door ‘extra-therapeutische’ factoren. (Wampold, 2001).
- Ca. 60% draait om verandering gerelateerd aan de coaching en dan vooral (50%) de kwaliteit van de samenwerking tussen coach-coachee (alliantie). Het resterende deel van deze 50% wordt gevoed door: 1. het geloof en de verwachting in de coaching (25%) en 2. de gehanteerde methode (25%).
Moeten we het grote belang van externe en cliëntfactoren zien als een deuk in het ego van de coach? Nee, de uitdaging is juist om deze factoren voor je te laten werken. Hoe? Door verandering: te verwachten, te stimuleren en te belonen.
En dan blijkt het verrassend snel te gaan. Onderzoek in de VS toont aan: succesvolle coaching is vaak korte coaching. Na vijf sessie geldt de wet van de afnemende meeropbrengst. Als er na acht sessies nog weinig resultaat is, stop er dan maar mee. Tijdens de intake (1-op-1) en in de eerste sessie werkt de coach vooral aan de alliantie en aan concrete doelbepaling (met de opdrachtgever erbij). En daarna? Dan mag het spetteren. Of kabbelen, net wat nodig is.
Dus … toch een coach nodig? Check https://jtro.nl/diensten/persoonlijke-coaching/